Den Haag (070) 7370076

Woningcorporaties, sociale huur en woningbouw

Van wederopbouw tot woningnood: de volkshuisvesting in Nederland

Sinds de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog heeft Nederland een turbulente geschiedenis gekend op het gebied van volkshuisvesting en woningbouw. Waar de overheid ooit een sterke regierol had in de volkshuisvesting, heeft het speelveld zich de afgelopen decennia ingrijpend gewijzigd. Gemeenten, woningcorporaties, banken en bouwbedrijven hebben elk hun eigen belangen en verantwoordelijkheden, wat leidt tot een dynamiek waarin de woningmarkt steeds meer aan marktwerking werd overgelaten. Het resultaat: een sector waarin successen en crises elkaar afwisselen, en waarin de overheid de balans tussen publieke en private belangen probeert te herstellen.

De wederopbouw: centraal gestuurd woningbeleid en sociale huur

Na de Tweede Wereldoorlog stond Nederland voor een grote opgave: veel beschadigde woningen moesten opnieuw worden opgebouwd, en de woningnood was aanzienlijk. De overheid nam de regie in handen met grootschalige, centraal gestuurde bouwprogramma’s. Minister Willem Drees en later zijn opvolgers introduceerden rijksfondsen en subsidieregelingen om de woningbouwproductie te stimuleren. In hoog tempo werden wijken gebouwd, vaak bestaande uit sobere, maar degelijke rijtjeshuizen en flats. Steden als Rotterdam, Amsterdam en Den Haag zagen in de jaren ’50 en ’60 nieuwe uitbreidingswijken verrijzen, mogelijk gemaakt door overheidsgeleide planning en financiering.

De gouden jaren van de woningcorporaties en sociale huurwoningen

Woningcorporaties, oorspronkelijk opgericht om arbeiders en minderbedeelden van goede huisvesting te voorzien, kregen in de wederopbouwperiode een centrale rol. Zij beheerden sociale huurwoningen en kregen royale overheidssteun, zowel financieel als via grondbeleid. Deze semipublieke organisaties speelden een sleutelrol in de huisvesting van de snel groeiende bevolking en leverden tienduizenden betaalbare woningen per jaar op.

In de jaren ’70 en ’80 verschoof de nadruk van kwantiteit naar kwaliteit. Stadsvernieuwing werd een speerpunt: oude arbeiderswijken werden gerenoveerd en er kwamen experimenten met nieuwe woonvormen. Het bouwen van ‘bloemkoolwijken’—woonerven met kronkelige straatjes en veel groen—werd kenmerkend voor deze periode.

De privatiseringsgolf van de jaren ’90 en de impact op woningcorporaties

In de jaren ’90 sloeg het neoliberale denken door in het volkshuisvestingsbeleid. Woningcorporaties werden verzelfstandigd en moesten hun eigen broek ophouden zonder directe staatssteun. Het idee was dat zij efficiënter en slagvaardiger zouden worden. Gemeenten trokken zich terug uit de volkshuisvesting en gingen een faciliterende rol vervullen, vooral door het beschikbaar stellen van bouwgrond.

Tegelijkertijd verschoof de nadruk van sociale huur naar koopwoningen. Banken en projectontwikkelaars speelden hierop in door grootschalige nieuwbouwprojecten te financieren. Dit leidde tot een enorme stijging van het aantal koopwoningen, vooral in Vinex-wijken als Leidsche Rijn en Ypenburg. Echter, de sociale woningvoorraad kromp gestaag, en de wachttijden voor een huurwoning begonnen aanzienlijk op te lopen.

De crisis en de woningnood van de 21e eeuw: woningcorporaties onder druk

De financiële crisis van 2008 markeerde een omslagpunt. Banken beperkten hun kredietverlening, bouwbedrijven gingen failliet en projectontwikkelaars moesten plannen herzien. De woningbouw stokte, terwijl de bevolking bleef groeien. Tegelijk kwamen woningcorporaties onder vuur te liggen na verschillende schandalen en financieel wanbeheer, wat leidde tot strengere regelgeving en belastingen zoals de verhuurderheffing.

Sinds 2015 is de woningnood weer een van de grootste maatschappelijke vraagstukken in Nederland. De vraag naar woningen overstijgt het aanbod fors, en vooral starters en middeninkomens hebben moeite een betaalbaar huis te vinden. Gemeenten worstelen met het vinden van bouwlocaties, terwijl woningcorporaties klagen dat zij door fiscale lasten niet voldoende nieuwe sociale huurwoningen kunnen bouwen. De overheid probeert nu weer regie te pakken met volkshuisvestingsprogramma’s en strengere eisen voor gemeenten en projectontwikkelaars.

De toekomst: overheidsregie en de rol van woningcorporaties

Minister Hugo de Jonge heeft destijds aangekondigd de regie over de woningbouw steviger in handen te nemen, onder andere door een verplicht volkshuisvestingsprogramma per regio en strengere quota voor sociale huur. Daarnaast groeit het besef dat er opnieuw fors in de bouwproductie moet worden geïnvesteerd, waarbij overheden, woningcorporaties en marktpartijen nauwer moeten samenwerken.

Toch blijft de vraag: kan de overheid daadwerkelijk weer de sturende rol spelen zoals in de wederopbouwperiode? Of is de woningmarkt te zeer versplinterd geraakt tussen de belangen van gemeenten, woningcorporaties, banken en bouwbedrijven? Duidelijk is dat Nederland aan de vooravond staat van ingrijpende hervormingen in de volkshuisvesting. Of die tot een structurele oplossing zullen leiden, zal moeten blijken.

A4-Nieuws houdt al meer dan 25 jaar betrokken partijen dagelijks op de hoogte van actuele ontwikkelingen in een objectieve nieuwsbrief van een van de grootste financiers binnen de corporatiesector.